Achtergrondinformatie bij de nieuwsflits van mei 2023


Wat is er aan de hand?

Thuisonderwijs geniet sinds Corona meer bekendheid, het aantal kennisgevingen neemt de laatste jaren toe en er zijn zorgen over het waarborgen van de onderwijsrechten van het kind en of het kind wel ‘in beeld’ is. Dit laatste lijkt mede het gevolg te zijn van individuele (veelal uitzonderlijke) gevallen. Steeds meer leerplichtambtenaren lijken dan ook te willen weten hoe invulling is gegeven aan het recht op onderwijs en of het kind nog ‘in beeld’ is, dan wel voldoende sociale contacten heeft. Dat lijkt een van de redenen te zijn waardoor een deel van onze leden eerder alleen een kennisgeving verzond, maar nu (soms reeds na een aantal jaar vrijstelling) plots wordt uitgenodigd voor een gesprek. Dit betreft dus niet alleen nieuwe thuisonderwijzers (die dus voor het eerst een kennisgeving hebben verzonden).

 

Een andere reden voor een zogenoemd ‘strikter beleid’, zoals te lezen is in een aantal brieven van leerplichtambtenaren uit diverse regio’s, is jurisprudentie die hier aanleiding toe zou geven. Ons is geen zeer recente jurisprudentie bekend die daarbij specifiek van belang is, maar wel een ontwikkeling die na de laatste uitspraak van de Hoge Raad in 2019 in gang lijkt te zijn gezet. We zien steeds meer dat e.e.a. ‘doorsijpelt’ naar LPA’s en dat zij vinden dat zij ook naar deze criteria mogen vragen. Wat daarbij meespeelt is dat in januari 2022 het OM het schrijven "Vrijstelling op grond van art. 5, aanhef en onder b, Lpw" gepubliceerd heeft (waar deze criteria onder andere dus genoemd worden) en de in september beantwoordde kamervragen door Wiersma. Deze antwoorden zijn, op zijn zachtst gezegd, heel erg teleurstellend en zullen mogelijk negatieve gevolgen hebben voor thuisonderwijzers die hun richting niet noemen bij het indienen van de kennisgeving (waarover hierna meer).

 

Ten derde is er al sinds 2000 het voornemen vanuit de diverse ministers van onderwijs om de wetgeving rondom thuisonderwijs aan te passen. Tot een aangenomen wetsvoorstel is het nooit gekomen. Het meest recente voorstel (van 2020) kreeg tijdens de internetconsultatie enorm veel reacties en is na het vallen van het vorige kabinet controversieel verklaard en in de la verdwenen, omdat een kamerlid, waar de NVvTO zeer goed contact mee had, zich daar hard voor had gemaakt. Wil je in eenvoudige taal teruglezen wat er precies in dat wetsvoorstel stond, klik dan hier.

Door recente aandacht voor thuisonderwijs vanuit leerplichtambtenaren en gemeenten en de media wordt deze weer tegen het licht gehouden. Dit heeft geen directe invloed op de kennisgeving dit jaar, maar maakt wel dat er aandacht is voor de vrijstelling.

Criteria van de Hoge Raad

Graag benoemen we nog eens wat in 2019 door de Hoge Raad is uiteengezet (en in 2022 nog eens is bevestigd) en daarmee aan criteria naar voren komt. Waar destijds bij de invoering van de Leerplichtwet in 1969 is bepaald dat een richtingsbezwaar door de rechter niet mocht worden gewogen, dienen rechters volgens de Hoge Raad nu wel te toetsen of het bezwaar en de bron daarvan voldoende helder (‘welbepaald’) zijn. De Hoge Raad geeft een opsomming van drie criteria (sommige leerplichtambtenaren sturen deze punten mee in hun briefwisseling) en oordeelt als volgt:

 

“Van overwegende bedenkingen in de zin van artikel 5, aanhef en onder b, Lpw kan daarom alleen sprake zijn indien de overwegende bedenkingen die worden aangevoerd, 

i) verband houden met ernstige gemoedsbezwaren van de in artikel 2 lid 1 Lpw bedoelde persoon die berusten op een welbepaalde godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing” 

  • Er dient dus sprake te zijn van een welbepaalde richting. Een levensovertuiging moet welbepaald zijn om te voldoen aan een kennisgeving. En een rechter kan dit alleen toetsen wanneer de levensovertuiging genoemd wordt.

 

“ii) betrekking hebben op de richting en derhalve de fundamentele oriëntatie, ontleend aan een welbepaalde godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing, van – kort gezegd – het in artikel 5, aanhef en onder b, Lpw bedoelde onderwijs” 

  • Er dient sprake te zijn van een richtingsbezwaar. Let hierbij goed op het verschil tussen richtings- en inrichtingsbezwaren, waarbij inrichtingsbezwaren niet tellen. Dat is op zichzelf genomen niet nieuw. De Hoge Raad stelt nu evenwel vast dat de simpele vaststelling ‘de richting van de school is een andere dan die van de ouders’ niet volstaat. Ouders moeten in de onderbouwing van hun bezwaar een ‘zekere mate van concreetheid’ in acht nemen.

 

iii) voldoende concrete en voldoende zwaarwegende bezwaren betreffen die verband houden met onderwijs zoals een school dat kan bieden.”

  • Het bezwaar moet zich richten op ‘het onderwijs zoals de school dat kan bieden’. Met andere woorden, vanuit de geloofs- of levensovertuiging moeten ouders kunnen aangeven wat hun bezwaar is tegen het onderwijs dat nabije scholen bieden.

 

Aan deze opsomming voegt de Hoge Raad toe: “Indien de rechter oordeelt dat niet aan één van de hiervoor genoemde vereisten wordt voldaan, kan hij reeds op die grond het beroep op de vrijstellingsgrond als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder b, Lpw afwijzen, zonder dat hij hoeft te onderzoeken of voldaan is aan de overige vereisten.”

Kamervragen september 2022

Met andere woorden, je moet een welbepaalde levensovertuiging hebben, met duidelijke richtingsbezwaren en deze richtingsbezwaren moeten gaan over het onderwijs dat op scholen in jouw buurt wordt gegeven. En om het dan NOG ingewikkelder te maken, spelen de kamervragen hier ook nog een extra rol in. Deze richtlijnen zijn afkomstig van de Hoge Raad en zijn bedoeld voor de toetsing die een strafrechter doet. Je zou dus kunnen beargumenteren dat alleen een strafrechter dit mag vragen en niet een LPA. En dat lijkt dus teniet gedaan door de kamervragen.

 

Wiersma zegt bij vraag 2 het volgende: "Omdat die beoordeling onderdeel uitmaakt van de vraag of ouders de Leerplichtwet overtreden moet de leerplichtambtenaar, die met het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet is belast, deze beoordeling uitvoeren. Daarmee is er een voldoende grondslag voor de verwerking van de gegevens over de godsdienstige overtuiging en levensbeschouwing in de zin van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Een volledige beoordeling van het vrijstellingsberoep van ouders is noodzakelijk om te allen tijde aan het zwaarwegende belang van de ontwikkeling van het kind te kunnen voldoen. Het is in dat kader niet alleen juist, maar ook noodzakelijk dat de leerplichtregio naar de welbepaalde godsdienstige en levensovertuiging van de ouders vraagt."

 

Ondanks dat de uitspraak van een minister niet leidend zou mogen zijn, een minister alleen is immers geen wetgevende en/of rechtsprekende macht, verwachten wij dat dit wel dat effect zal hebben. Het is lastig om aan te geven wat er nu gaat gebeuren, omdat het beleid volledig willekeurig is. Niet alle LPA’s stellen vragen, niet allemaal hanteren ze deze criteria en wij hebben geen overzicht van welke LPA’s wel of niet. In bepaalde regio’s zal een kennisgeving voldoende zijn, terwijl elders ook een scholenlijst vereist is en dus in weer andere regio’s een gesprek standaard kan zijn. Ter beeldvorming van het contact van leerplichtorganisaties met ouders die een beroep doen op vrijstelling 5 onder b doen verwijzen we graag naar de resultaten van een enquête die Ingrado (beroepsvereniging LPA’s) afnam onder haar leden (april 2023).

 

Omdat wij hier als vereniging regelmatig vragen over krijgen, hebben we dit overzicht geschreven. Wij hopen hiermee een kort overzicht te kunnen bieden en vragen van een antwoord te voorzien, voor zover wij in dat kader over enige antwoorden beschikken. De NVvTO kan leden niet persoonlijk (juridisch) adviseren, maar we willen wel enkele handvatten geven. Deze informatie is dan ook puur gericht op wat wij voorbij zien komen en waar we van horen. Voor een advies bij het indienen van de kennisgeving verwijzen we je naar de nieuwsbrief van mei 2023.