Kamerbrief: Zienswijze Thuisonderwijs voor rondetafelgesprek 14-11-2013

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, t.a.v. de vaste Commissie OCW

Geachte commissieleden,

Hierbij ontvangt u de zienswijze van de Nederlandse Vereniging voor Thuisonderwijs (NVvTO) op het advies van de Onderwijsraad ‘Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief’ (2012) en de brief van staatssecretaris Dekker met betrekking tot dit advies van de Onderwijsraad aan uw Kamer (d.d. 12 juli 2013, kamerstuk 33 400 VIII nr. 164).

Staatssecretaris Dekker informeert u in zijn brief over zijn voornemen om thuisonderwijs af te schaffen (vrijstelling wegens richtingsbedenkingen artikel 5.b Lpw). Naar onze overtuiging is een verbod op thuisonderwijs onwenselijk, onnodig en onwettig. Wij verzoeken u, namens onze leden, hiervan kennis te nemen en onderstaande informatie te betrekken bij uw overwegingen en besluitvorming.

Onderwijsraad adviseert handhaving vrijstelling onder 5.b


In het advies van de Onderwijsraad wordt thuisonderwijs slechts zijdelings besproken. De conclusie van de Onderwijsraad is dat ‘De raad in overweging [geeft] om bij vrijstelling van de leerplicht op basis van de Leerplichtwet de bestaande situatie te handhaven’[1]. Het advies van de Onderwijsraad over thuisonderwijs luidt: ‘De raad adviseert daarom voor het thuisonderwijs wettelijke waarborgen te creëren dat ouders – die dus voor hun kinderen ontheffing van de leerplicht hebben gekregen – vervangend onderwijs aanbieden. Ook moet wettelijk gewaarborgd worden dat de overheid daar adequaat en proportioneel toezicht op uitoefent en deugdelijkheidseisen kan stellen, die vergelijkbaar zijn met die voor het particulier onderwijs’ [2]. Verder vindt de Onderwijsraad verruiming van geldige richtingsbezwaren voor een vrijstelling onder artikel 5.b met ‘pedagogische of andere waardeoriëntaties’ ter afweging door de wetgever [3].

Als eerste willen wij erop wijzen dat er in het advies van de Onderwijsraad duidelijk geen sprake is van het afschaffen van thuisonderwijs, maar uitsluitend van het waarborgen van het recht op onderwijs en het instellen van toezicht. Wij zien dan ook in het advies van de Onderwijsraad geen aanleiding tot de door staatssecretaris Dekker voorgestelde afschaffing van thuisonderwijs (vrijstelling wegens richtingsbedenkingen artikel 5.b Lpw).

Ten tweede zien wij dat de Onderwijsraad een opening biedt aan de wetgever voor het verruimen van het recht op vrijstelling met bezwaren anders dan levensbeschouwelijke. Dat is een ontwikkeling die de NVvTO zeer zou aanmoedigen.

Recht op onderwijs en toezicht zijn goed te waarborgen

In overeenstemming met besluitvorming in de Tweede Kamer (2011) had het ministerie van OCW een wetswijziging van de leerplichtwet in voorbereiding waarin het recht op onderwijs en een vorm van toezicht gewaarborgd zouden worden. Het ministerie was daarbij tot het inzicht gekomen dat thuisonderwijs door zijn aard een ander toezichtkader nodig heeft dan dat van particuliere scholen. De NVvTO was actief betrokken bij het proces van wetswijziging als een van de partijen uit het veld. Er werd, tot het aantreden van staatssecretaris Dekker, samengewerkt met het ministerie van OCW aan eerdergenoemde wetswijziging.

(Enkele van de in 2011 gestelde voorwaarden aan thuisonderwijs: ouders verklaren jaarlijks schriftelijk dat zij hun kinderen onderwijs aanbieden, ouders maken een plan van aanpak waarin staat hoe zij het vervangende onderwijs voor hun kinderen vormgeven, ouders vragen een extern deskundige om advies op dit plan, dit advies moet bij de kennisgeving voor vrijstelling worden overlegd).

Op geen enkele wijze werden door het ministerie van OCW signalen afgegeven dat realisering te moeilijk of te kostbaar zou zijn. Toch stelt staatssecretaris Dekker nu in zijn brief dat de lasten van toezicht op thuisonderwijs te groot zouden zijn en de plannen moeilijk uitvoerbaar. De NVvTO ziet hiervoor geen enkele onderbouwing. Wij zijn bereid mee te werken aan toezicht dat passend, proportioneel en betaalbaar is en draagvlak heeft.

De jaarlijkse kosten per thuisonderwijskind van het gekozen model voor toezicht, dat in een vergevorderd stadium was, waren slechts een fractie van de jaarlijkse kosten voor schoolkinderen. Als NVvTO zien wij mogelijkheden om deze gesprekken over het waarborgen van onderwijs en inrichten van toezicht voort te zetten, vooral omdat we verschillende suggesties kunnen doen voor verdere verbeteringen die de lasten nog meer zouden kunnen verlagen en de uitvoerbaarheid vereenvoudigen. Wij verwijzen hierbij ook graag naar de veelvoorkomende voorbeelden in het buitenland waarin aangetoond is dat adequaat en proportioneel toezicht op thuisonderwijs wel degelijk mogelijk is.

Onderzoeken tonen goede sociaal-emotionele ontwikkeling aan

In de brief van de staatssecretaris lezen wij zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van thuisonderwijskinderen. Wij delen het belang dat de staatssecretaris hieraan hecht. Over de sociaal-emotionele ontwikkeling zijn vele onderzoeken beschikbaar en in het bezit van het ministerie van OCW die consistent laten zien dat thuisonderwijs een volwaardige vorm van onderwijs is, die goede resultaten boekt op zowel cognitief als sociaal-emotioneel vlak, vergelijkbaar met de resultaten van schoolonderwijs. De positieve resultaten van de onderzoeken die enkele jaren geleden in opdracht van het ministerie van OCW zijn gedaan door het SCO Kohnstamm Instituut, lijken niet meegenomen te zijn. Uit onafhankelijk internationaal onderzoek blijkt tevens dat thuisonderwijs in de praktijk uitstekende voorwaarden schept voor een optimale cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling en socialisatie van kinderen in de bredere maatschappij. Thuisonderwijs is een innovatieve en succesvolle onderwijsvorm met uitgebreide aandacht voor de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Het heeft zich als excellente, op het individu afgestemde onderwijsvorm al jarenlang in binnen- en buitenland bewezen. (Zie bijlage 1 voor wetenschappelijke referenties.)

Afschaffing thuisonderwijs zet Nederland internationaal in een ongewenste uitzonderingspositie

De staatssecretaris verwijst naar één ander Europees land waar vrijstelling wegens richtingsbedenkingen (thuisonderwijs) bij wet niet mogelijk is en maakt hierbij een onvolledige vergelijking. Dat een paar Europese landen hun burgers de afgelopen ruim 70 jaar geen ruimte geboden hebben voor deze fundamentele vrijheid, heeft een eigen historie en is naar onze overtuiging geen rechtvaardiging voor een beleidswijziging in Nederland. Er bestaan immers veel meer Europese landen die deze vrijheid sinds de negentiende eeuw wel in hun grondwet geregeld hebben en waar burgers op kleine schaal (in de meeste landen minder dan 0,1% van de leerplichtige kinderen) van dit recht naar tevredenheid gebruikmaken. Deze ouders besluiten niet lichtvaardig tot thuisonderwijs (in Nederland: vrijstelling van leerplicht wegens richtingsbedenkingen). Zij geven zorgvuldig thuisonderwijs en investeren tijd en geld in hun kinderen.

Ook wijzen wij u erop dat een groep expats Nederland zal mijden als thuisonderwijs hier niet meer mogelijk is. Dit zou onze internationale concurrentiepositie en ons imago kunnen benadelen.

‘Van kleur verschieten’ of verruimen gronden voor vrijstelling leidt niet tot grote aantallen thuisonderwijzers

De NVvTO hoopt dat het voorstel tot afschaffing van de vrijstelling wegens richtingsbezwaren niet wordt ingegeven door angst voor een aanzuigende werking door het mogelijk maken van het ‘van kleur verschieten’ van scholen, een voorstel dat ook in de brief van de staatssecretaris wordt behandeld. Deze angst achten wij namelijk ongegrond. ‘Van kleur verschieten’ is voor het voortgezet onderwijs immers al sinds 2008 een mogelijkheid en heeft niet gezorgd voor een toevlucht van kinderen in deze leeftijdsgroep naar thuisonderwijs.

Merkwaardig is het dat de staatssecretaris het veranderen van richting van scholen wil vergemakkelijken, terwijl vrijstelling wegens richtingsbezwaren in zijn visie verboden moet worden. Het advies over thuisonderwijs had logisch gezien dezelfde strekking moeten hebben als voor scholen, namelijk het levensbeschouwelijk criterium voor vrijstelling aanpassen aan de tijdsgeest met pedagogische stromingen en keuzevrijheid voor ouders. Dit is ook wat de Onderwijsraad ter afweging geeft. Van deze wijziging verwachten wij ook geen aanzuigende werking, getuige de aantallen thuisonderwezen kinderen in andere Europese landen waar thuisonderwijs een volledig vrije keuze is. In deze landen komt het thuisonderwijs, zoals gemeld, niet boven de 0,1% van de schoolgaande kinderen. In Nederland ligt het huidige percentage thuisonderwijskinderen zelfs vele malen lager, rond de 0,01% van de leerplichtige kinderen.

Gebrek aan continuïteit in beleid

De NVvTO ziet geen noodzaak noch op feiten gebaseerde aanleiding tot de voorgestelde beleidswijziging om vrijstelling wegens richtingsbedenkingen te verbieden. De ingezette wetswijziging door de Tweede Kamer en minister Van Bijsterveldt was niet controversieel verklaard bij de overgang naar een nieuw Kabinet en een nieuwe Tweede Kamer. Een aankondiging tot een verbod op thuisonderwijs door het schrappen van vrijstelling wegens richtingsbedenkingen is niet gebaseerd op een (nieuwe) dwingende reden. Ook het advies van de Onderwijsraad geeft hiertoe geen aanleiding. Afschaffing druist aldus in tegen de beginselen van zorgvuldigheid, motivering, evenredigheid en het vertrouwen. Separaat ontvangt u een onderbouwing van ons standpunt dat afschaffing van artikel 5.b in strijd is met bestaande juridische bepalingen.

Conclusies

1. Een verbod op thuisonderwijs (vrijstelling wegens richtingsbedenkingen artikel 5.b Lpw) is onwenselijk, onnodig en onwettig.

2. Het advies van de Onderwijsraad biedt geen enkele aanleiding tot verbod van thuisonderwijs.

3. Thuisonderwijs, het recht op onderwijs en toezicht zijn zeer wel verenigbaar.

4. Het wetenschappelijk onderzoek in binnen- en buitenland ondersteunt de argumenten van de staatssecretaris niet. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt juist dat thuisonderwijs een volwaardige vorm van onderwijs is, die goede resultaten boekt op zowel cognitief als sociaal-emotioneel vlak, resultaten die vergelijkbaar zijn met de resultaten van schoolonderwijs.

5. Voor de stelling van de staatssecretaris dat het recht op onderwijs het beste gegarandeerd kan worden als alle kinderen naar school gaan, ontbreekt wetenschappelijk bewijs.

6. Afschaffing van thuisonderwijs zet Nederland internationaal in een ongewenste uitzonderingspositie op het gebied van innovatieve onderwijsvormen en burgerlijke vrijheden.

7. De voorgestelde beleidswijziging is een gebrek aan continuïteit in beleid waarvoor geen noodzaak noch op feiten gebaseerde aanleiding is.

Verzoek

De Nederlandse Vereniging voor Thuisonderwijs verzoekt u dringend om niet akkoord te gaan met het voornemen van staatssecretaris Dekker om thuisonderwijs (vrijstelling wegens richtingsbedenkingen) te verbieden. Daarnaast verzoeken wij u om vanuit uw controlerende en medewetgevende taak de staatssecretaris te bevragen op de validiteit van zijn persoonlijke overtuigingen, gelegd naast de feiten uit wetenschap en praktijk.

Voorts verzoeken wij u de staatssecretaris op te roepen aan wetenschappers, het thuisonderwijsveld en het ministerie van OCW de opdracht te geven een plan te ontwikkelen waarin voor thuisonderwijs het recht op onderwijs en passend en proportioneel toezicht worden gewaarborgd, alvorens over te gaan tot wijziging van de Leerplichtwet.

Met dank voor uw aandacht,
Met vriendelijke groeten,

Namens het bestuur,

A.T. Nijenhuis, voorzitter

Drs. P.J. van Zuidam, secretaris

Lelystad, 7 november 2013

Noten

1. Onderwijsraad, artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief, 2012.
2. Onderwijsraad, artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief, 2012, blz. 47.
3. Onderwijsraad, artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief, 2012, blz. 50.

Bijlage 1: Thuisonderwijs vanuit wetenschappelijk oogpunt

Download:

Kamerbrief: Zienswijze Thuisonderwijs voor rondetafelgesprek 14-11-2013 (PDF)

Bijlage 1: Thuisonderwijs vanuit wetenschappelijk oogpunt (PDF)