NVvTO pleit voor passende oplossingen voor thuisonderwijs
In november stuurde staatssecretaris Dekker de brief ‘Onderwijs op een andere locatie dan school’ naar de Tweede Kamer. In deze brief wordt onder andere het onderwerp thuisonderwijs aangesneden. De Tweede Kamer zal de inhoud van deze brief op dinsdag 15 december tijdens een Algemeen Overleg met de staatssecretaris bespreken.
De NVvTO heeft vandaag een brief aan de Tweede Kamerleden gestuurd waarin we vanzelfsprekend een pleidooi doen voor een goede juridische oplossing voor thuisonderwijs en voor een passende oplossing voor de toezicht op de kwaliteit van thuisonderwijs. De kwaliteit van thuisonderwijs is een onderwerp waar wij ons als vereniging al jaren mee bezighouden. Zie onder andere de workshops die we geven, de pilot over toezicht die we hebben uitgevoerd, de intervisiebijeenkomsten die we organiseren en we hebben in de nabije toekomst nog meer in petto…
In onze brief aan de Tweede Kamer delen we naast onze zorgpunten, ook de oplossingen die wat ons betreft passend zijn voor thuisonderwijs, draagvlak hebben binnen de thuisonderwijsgemeenschap en voor de kwaliteit van het onderwijs aan onze kinderen zullen blijven zorgen. Lees meer in onze brief die je hieronder in zijn geheel kunt lezen:
Aan: Tweede Kamer der Staten-Generaal
T.a.v. de vaste commissie voor OCW
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
per e-mail naar: cie.ocw@tweedekamer.nl
cc naar: Ministerie van OCW
Betreft: AO 15 december 2015 passend onderwijs/onderwijs op een andere locatie/thuisonderwijs
Dronten, 8 december 2015
Geachte commissieleden,
Met belangstelling heeft de Nederlandse Vereniging voor Thuisonderwijs kennisgenomen van brief 31135-58 van staatssecretaris Dekker met als titel ‘Onderwijs op een andere locatie dan school’ waarvan de inhoud aan de orde komt tijdens het Algemeen Overleg (AO) op 15 december 2015.
Betreffende genoemde brief verzoeken wij u de volgende overwegingen te betrekken bij uw beraadslagingen.
Regelen thuisonderwijs bij wet
In zijn brief beschrijft de staatssecretaris zijn voornemen om de huidige bepaling voor vrijstelling op basis van richtingbedenkingen (artikel 5.b Leerplichtwet) te willen schrappen uit de wet. In plaats daarvan wordt het in de wet onder ‘strenge voorwaarden’ mogelijk dat ouders hun kind thuisonderwijs geven. Op deze wijze lijkt de staatssecretaris vorm te geven aan het advies van de Onderwijsraad en de wens van de Tweede Kamer tijdens het notaoverleg op 28 september 2014. Echter, de manier waarop dit nu in de brief is geformuleerd vinden we onduidelijk, wij pleiten ervoor dat thuisonderwijs als volwaardige onderwijsvorm wordt opgenomen in de wet. Zoals onder andere ook voorgesteld door mr. dr. Joke Sperling [1] in haar proefschrift en zes hoogleraren in hun getuige-deskundigenverklaring [2].
De staatssecretaris laat nog volledig open hoe de nieuwe regeling eruit zal komen te zien. Begrijpelijkerwijs baart dat ons en onze leden zorgen en verzoeken wij u dan ook kritisch te zijn bij het vervangen van artikel 5.b LPW.
Onze eerste zorg betreft de rechtszekerheid van de circa 600 kinderen die nu thuisonderwijs krijgen vanwege een vrijstelling op basis van artikel 5.b LPW. We verzoeken u de huidige regeling niet af te schaffen tot er een passende nieuwe regeling is ontworpen die ervoor zorgt dat deze kinderen niet tussen wal en schip zullen belanden.
Onze volgende zorg betreft de toegankelijkheid van de nieuw te ontwerpen regeling. Graag zouden wij bevestiging zien van de staatssecretaris dat er geen andere drempels voor toegang tot de nieuwe regeling opgeworpen zullen worden dan de kwaliteitsvoorwaarden die gesteld worden aan het te geven onderwijs, waar we later in deze brief op zullen ingaan.
Een probleem van de huidige regeling voor vrijstelling dat we graag opgelost zouden zien in de nieuw te ontwerpen wetgeving is de huidige beperking in de overgang van schoolonderwijs naar thuisonderwijs. Dit maakt een flexibele overgang van thuisonderwijs naar schoolonderwijs en vice versa op dit moment onmogelijk. Het is in het belang van het kind dat hier een oplossing voor komt – door artikel 8.2 LPW in de toekomst te laten vervallen – zodat ouders te allen tijde de voor hun kind optimale onderwijskeuze kunnen maken.
Schoolonderwijs en thuisonderwijs verschillen
De brief van de staatssecretaris en het bijbehorende Ecorys rapport nemen schoolonderwijs als model voor het regelen van kwalitatief goed thuisonderwijs. Kwalitatief goed thuisonderwijs vraagt echter om iets heel anders dan kwalitatief goed schoolonderwijs.
Er zijn allerlei aspecten aan thuisonderwijs die deze vorm van onderwijs vele malen eenvoudiger maken dan schoolonderwijs, denk hier met name aan de effectiviteit van een-op-eenonderwijs, de vrijheid in het kiezen van bij het kind passende lesmethodes, minimale administratieve belasting, zeer kleine groepsgroottes, onbeperkte mogelijkheden voor differentiatie in zowel volgorde, tempo, als manier van aanbieden van de lesstof, er is geen klassenmanagement nodig, het niet gebonden zijn aan plaats en tijd voor het onderwijs, etcetera.
De eenvoud van thuisonderwijs en de schoonheid en effectiviteit van een-op-eenonderwijs waarbij ook optimaal gebruik wordt gemaakt van informele leermomenten, maken het volstrekt onlogisch om dezelfde eisen aan een thuisonderwijsouder te stellen als aan een leraar gesteld worden. Het is ook onnodig om vergelijkbare kwaliteitbewakingsinstrumenten in te stellen als bij schoolonderwijs.
Geen aanleiding, onderbouwing of draagvlak voor voorgestelde strenge maatregelen
Thuisonderwijsouders vinden de kwaliteit van hun onderwijs een heel belangrijk onderwerp. Wij hebben meer belang bij kwalitatief goed thuisonderwijs dan wie dan ook, het gaat immers om onze eigen kinderen. Ons onderwijs mag dan ook best langs een kwaliteitsmeetlat gelegd worden, maar dan wel de meetlat voor goed thuisonderwijs en niet de meetlat voor goed schoolonderwijs (zie de hierboven genoemde redenen).
Thuisonderwijzers doen zelf al sinds jaar en dag veel aan de kwaliteit van hun thuisonderwijs. Vanwege de grote tijdsinspanning en het doorgaans moeten inleveren van het inkomen van één van de ouders bestaat er een sterke zelfselectie, waardoor alleen zeer gemotiveerde ouders met thuisonderwijs beginnen. Zij verdiepen zich in pedagogische en didactische vraagstukken, leerstof, leermaterialen en de wijze waarop zij het thuisonderwijs geven. Ze maken deel uit van een netwerk van (ervaren) thuisonderwijzers, waarin zij leren van anderen en hun eigen kennis en ervaring beschikbaar stellen. Zij zijn zeer gemotiveerd en besteden veel tijd en eigen geld aan het geven van goed thuisonderwijs. Zo zorgen ouders zelf voor kennis over thuisonderwijs door het lezen van boeken over thuisonderwijs, het volgen van workshops en het bijwonen van symposia door Amerikaanse thuisonderwijsexperts (waar thuisonderwijs al veel langer een belangrijke onderwijsvorm is dan hier in Nederland), het onderling delen van kennis via online fora, het delen van materialen, etcetera.
De NVvTO kan zich niet vinden in de voorgestelde strenge eisen, zoals minimaal een HBO opleiding van de ouders, een lesbevoegdheid van de ouders voor alle vakken van het voortgezet onderwijs, het jaarlijks toetsen van de kinderen, het overleggen van een VOG.
Wij zien binnen de thuisonderwijsgemeenschap geen draagvlak om langs deze meetlat voor goed schoolonderwijs gelegd te worden. De voorwaarden die de staatssecretaris aan thuisonderwijs zou willen stellen, brengen thuisonderwijs – het summum van maatwerk – in een keurslijf dat onmogelijk kan passen.
Er is wetenschappelijk gezien voor geen van de voorwaarden die de staatssecretaris in zijn brief noemt vastgesteld dat zij de kwaliteit van thuisonderwijs kunnen verbeteren.
Wetenschappelijk onderzoek onder Nederlandse thuisonderwijzers laat zien dat het onderwijs dat thuisonderwijskinderen krijgen qua inhoud vergelijkbaar is met schoolonderwijs en dat de aansluiting naar vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt goed is. [3][4][5] Thuisonderwijzers hebben hun deuren wijd open gezet voor politici en beleidsmakers. Tijdens werkbezoeken hebben zij kunnen zien hoe professioneel en bevlogen thuisonderwijzers hun onderwijs inrichten. Zij konden de thuisonderwijskinderen vragen naar hun mening over thuisonderwijs en ontmoetten daar de thuisonderwijstieners die op succesvolle wijze bezig zijn met hun staatsexamens.
Ook de media zijn welkom bij thuisonderwijzers; ouders – en kinderen – werkten mee aan vele reportages, portretten en diepte interviews waarin zij lieten zien hoe zij met veel liefde voor ‘het vak’ hun onderwijs invullen.
Ruimte voor thuisonderwijsorganisaties
De NVvTO ziet dat er al jaren een politieke en maatschappelijke roep is om toezicht op thuisonderwijs. De NVvTO is ten volle bereid mee te werken aan toezicht dat passend, proportioneel en betaalbaar is en draagvlak heeft. Afgelopen jaar heeft de NVvTO op eigen initiatief en met eigen middelen een pilot georganiseerd waarin drie verschillende toezichtvormen werden getest. Aan deze pilot hebben tientallen thuisonderwijsgezinnen meegewerkt. Daarnaast hebben we de afgelopen jaren allerlei kwaliteitsinitiatieven opgezet, zoals het regelmatig organiseren van workshops voor geïnteresseerden en voor startende thuisonderwijzers, en het organiseren van intervisiebijeenkomsten ter borging en verhoging van de kwaliteit van ons thuisonderwijs. Belangrijk is dat ouders het instrument kunnen kiezen dat optimaal aansluit bij de aard en vorm van het geboden thuisonderwijs.
Wij zijn daarom verheugd om te zien dat de staatssecretaris ons in zijn brief de ruimte geeft om invulling te geven aan de kwaliteitsvoorwaarden aan thuisonderwijs. Wij willen graag van deze uitnodiging gebruik maken. We zien namelijk binnen de thuisonderwijsgemeenschap wel draagvlak om langs de meetlat van kwalitatief goed thuisonderwijs gelegd te worden. Wij zetten graag onze ervaringen op het gebied van effectief toezicht op thuisonderwijs en het inzetten van kwaliteitsbevorderende instrumenten in.
Daarnaast is dit jaar de Stichting Keurmerk Thuisonderwijs opgericht door een aantal onafhankelijke Nederlandse onderwijswetenschappers. De oprichters van deze stichting bezitten ruime kennis over en vele jaren ervaring met thuisonderwijs. Net als in het voorstel van de staatssecretaris maakt een plan van aanpak en een bezoek door en gesprek met ‘certificeerders’ deel uit van het keurmerk. De stichting heeft een certificeringsproces ingericht dat passend is voor de unieke vorm van onderwijs die thuisonderwijs is. Dit certificeringsproces ondersteunt de kwaliteit van thuisonderwijs. De benodigde financiering voor de werkzaamheden van de stichting is rond. De deelname aan het certificeringsproces van de stichting wordt namelijk door de thuisonderwijsouders zelf betaald, net zoals zij overigens hun gehele onderwijs zelf betalen.
We geven u ter overweging dat daar waar de Stichting Keurmerk Thuisonderwijs, en NVvTO en andere thuisonderwijsorganisaties in kwaliteitsborging kunnen voorzien, de Onderwijsinspectie kan volstaan met een risicogerichte, toezichthoudende taak op deze kwaliteitsborging, mede omdat het voor de Onderwijsinspectie een nieuwe taak is, die zonder extra financiering in de bestaande capaciteit moet worden ingepast.
Rol van leerplichtambtenaar
Wij zien de rol van de leerplichtambtenaar vooral als een administratief/procedurele taak, de onderwijsinspectie heeft immers de toezichthoudende taak reeds vervuld. Het recht om thuisonderwijs te mogen geven kan naar onze mening niet vooraf beperkt worden, maar kan alleen beperkt worden als blijkt dat ouders zich niet aan de kwaliteitsvoorwaarden houden.
Wij maken ons zorgen over het voorstel van de staatssecretaris dat de leerplichtambtenaar zijn oordeel niet uitsluitend baseert op de informatie van de onderwijsinspectie, maar breder zal gaan kijken naar het gezin. De staatssecretaris betrekt daarbij moeilijk objectiveerbare zaken als bijvoorbeeld ‘veiligheid’. Wanneer er zaken rond de veiligheid van het kind aan de orde zouden kunnen zijn dan is het de taak van de betreffende instantie om daar iets mee te doen, nadat zij daartoe een melding gehad hebben uit de buurt, familie, huisarts of derden bij gerede signalen of twijfel.
Tenslotte zouden wij graag zien dat er in de nieuwe wetgeving een duidelijke klachten- en bezwaarprocedure wordt ingericht.
Als Nederlandse Vereniging voor Thuisonderwijs worden we door de staatssecretaris graag – als een relevante partij uit het veld – betrokken bij de nadere uitwerking.
Graag lichten we deze brief in een persoonlijk gesprek toe, en wij zullen daartoe het initiatief nemen tot het maken van een afspraak.
Met dank voor uw aandacht,
Met vriendelijke groet,
Namens de Nederlandse Vereniging voor Thuisonderwijs,
Ir. Herbert Celen
Voorzitter Nederlandse Vereniging voor Thuisonderwijs
Noten:
- Mr. dr. J. Sperling, ‘Een onderzoek naar de juridische aspecten van thuisonderwijs vanuit Nederlands en rechtsvergelijkend perspectief’
- Verklaring van getuige-deskundigen 28 oktober 2013, ‘Thuisonderwijs heeft ook in Nederland recht van bestaan’
- Thuisonderwijs vanuit wetenschappelijk oogpunt
- Kohnstamm Instituut in opdracht van het ministerie van OCW, ‘Vervangend onderwijs aan kinderen van ouders met een richtingbezwaar’
- Kohnstamm Instituut in opdracht van het ministerie van OCW, ‘Vervangend onderwijs aan kinderen van ouders met een richtingbezwaar; aanvullend onderzoek’